Jarenlange besparingen in de zorgsector hebben geleid tot personeelstekorten, hoge werkdruk en minder kwaliteit. De COVID-19-crisis maakte duidelijk dat de zorgsector onder druk staat, maar ook dat ze een fundamenteel, collectief goed is in onze samenleving, een essentiële economie.
De zorg verdient erkenning als essentiële economie in combinatie met de nodige investeringen. Dat is een stap in de juiste richting om van de zorg weer een gezonde, duurzame sector te maken en om het welbevinden van burgers weer centraal te stellen. Maar de visies op zorg van waaruit men vertrekt, erkennen die zorg niet als dusdanig.
Zorg als commercieel product
De laatste jaren zijn steeds meer zorgvoorzieningen in handen van commerciële spelers. Op een parlementaire vraag in 2021 aan minister Beke, toenmalig minister van Welzijn, Volksgezondheid Gezin en Armoedebestrijding antwoordde hij dat er heel wat verschil is tussen de gewesten. In Vlaanderen wordt ongeveer 20 à 25% commercieel uitgebaat. In 2010 was dat nog maar 10%. In Wallonië is 55% van de woonzorgcentra in commerciële handen, en in Brussel zelfs 70%. Uit het recentste rapport van het Rekenhof over de financiering, financiële stromen en inzet van het zorgpersoneel in Vlaamse woonzorgcentra (maart 2024) lezen we dat de residentiële zorgsector in Vlaanderen ondertussen al voor 37,2% bestaat uit profitvoorzieningen. Er zijn daarnaast 26,5% publieke voorzieningen en 36,3% non-profitvoorzieningen. Dit is het aandeel woonzorgcentra. Kijken we naar de cijfers voor erkende woongelegenheden, zien we lichtjes andere cijfers: 28,7% woongelegenheden zijn in publieke handen, 39,0% in non-profitvoorzieningen en 32,4% profit.
De stijgende commercialisering gaat gepaard met schaalvergroting. De groepen achter de voorzieningen zijn vaak internationale ondernemingen met marktdominantie. In Vlaanderen zijn de helft van de profitvoorzieningen onderdeel van een internationale groep. Tot zeven jaar geleden waren de drie grootste groepen, Senior Living Group, Armonea en Senior Assist, nog in Belgische handen. Nu zijn ze overgenomen door internationale spelers. Korian, de grootste beursgenoteerde zorggroep in Europa, nam eerst Senior Living Group over en daarna de meeste woonzorgcentra van Senior Assist. Senior Living Group blijft de Belgische tak van Korian en was in 2021 marktleider in België met bijna negen procent van de ‘bedden’ in meer dan 120 voorzieningen.
Armonea werd in 2019 door het Franse Colisée overgenomen, goed voor 87 woonzorgcentra. Zo werd Colisée de vierde grootste aanbieder van ouderenzorg in Europa. In 2022 werd Colisée dan weer overgenomen door EQT, een Zweeds investeringsfonds. Ten slotte is er de beursgenoteerde Franse groep Orpea, met in België 50 vestigingen (vorig jaar sloot Orpea 7 instellingen in Brussel, 3 in Vlaanderen). Die ontwikkelingen resulteren in één vijfde van de Belgische woonzorgcentra in handen van drie multinationals. Op vijf jaar tijd kreeg het Belgische woonzorglandschap een heel ander gezicht.
"Kan iets levensbelangrijks als zorg wel een commercieel product zijn?"
Hoewel schaalvergroting voordelen heeft, zoals meer kapitaal om in te zetten op gespecialiseerde zorg of op technologie, roept deze evolutie ook vragen op. Kan iets levensbelangrijks als zorg wel een commercieel product zijn? Uit de dagprijsmeting van het Agentschap Zorg en Gezondheid in 2023 blijkt dat de gemiddelde dagprijs in een publiek woonzorgcentrum 60,6 euro bedroeg, in een socialprofitwoonzorgcentrum 61,9 euro en in een commercieel woonzorgcentrum 69,6 euro. Een bewoner betaalt in een commercieel woonzorgcentrum per maand ruim 250 euro meer. Maar ondanks hun hogere dagprijzen zetten de commerciële woonzorgcentra minder personeel in. Blijft de kwaliteit wel gewaarborgd als je winst najaagt?
En waarin wordt de winst geïnvesteerd en wie draait op voor verliezen? Onderzoek naar commerciële woonzorgcentra in het Verenigd Koninkrijk uit 2016 duidde op complexe financiële ketens en constructies met honderden partner- en dochterondernemingen in verschillende belastingstelsels. Het resultaat is belastingontwijking en intransparantie over waar het geld van de belastingbetaler en cliënt terechtkomt. Mogen we zorg wel in handen leggen van door winst gedreven investeerders?
Ondertussen gaf de huidige Vlaamse minister van Welzijn aan dat er acties (zullen) worden genomen zoals een sectorspecifieke boekhouding in de wzc’s, uitbreiding van het toezicht van de Zorginspectie om een zicht te krijgen op de achterliggende entiteiten verbonden met actoren in de zorg, en om te vermijden dat er complexe financiële constructies worden opgezet om kapitaal weg te trekken. Een verbod op winst op zorg zal als werkingsprincipe worden opgenomen in de regelgeving.
Te weinig waardering
Een andere bedreiging voor zorg als essentiële economie is de besparing op personeel en de druk op informele zorg. In België werkt 15% van de beroepsbevolking in de formele zorgsector, zo bleek uit de ‘Enquête naar de Arbeidskrachten’ van Statbel uit 2019. Dat zijn meer dan 700.000 mensen: verpleegkundigen, verzorgenden, artsen, sociaal werkers, schoonmakers en meer. Bovendien is 9 procent van de Belgen boven 15 jaar minstens eens per week actief als mantelzorger.
"De leuze 'helden van de zorg' zindert nog na uit de coronacrisis, maar waar blijft de maatschappelijke en financiële erkenning voor onze helden?"
De leuze ‘helden van de zorg’ zindert nog na uit de coronacrisis, maar waar blijft de maatschappelijke en financiële erkenning voor onze helden? Zorgjobs worden slecht(er) betaald en bieden minder carrièremogelijkheden, aldus een studie van Eurofound uit 2020. Het loon van veel personeel in de langdurige zorg ligt ver onder het nationale gemiddelde, vooral voor verzorgenden, maatschappelijk werkers en assistent-verpleegkundigen.
Bovendien wordt er de laatste jaren meer ingezet op informele zorg zoals mantelzorg en vrijwilligerswerk. Die evolutie kent zijn oorsprong in een visie op zorg waarbij zorgvragers geïntegreerd in de samenleving leven, en waarbij de participatie van de burger wordt versterkt. Maar in feite is de focus op informele zorg ook het gevolg van besparingen. Informele zorg wordt als oplossing gezien voor de chronische tekorten en wachtlijsten in formele zorg.
Informele zorg heeft nochtans zijn grenzen. Een mantelzorger kan dat vaak niet op zijn eentje dragen. Er is ook onvoldoende erkenning en ondersteuning voor informele zorgverleners, bijvoorbeeld bij werkgevers die niet de nodige flexibiliteit kunnen bieden aan werknemers die mantelzorger zijn. Er wordt te veel verwacht van informele zorgverleners en de verantwoordelijkheid van de formele zorg verdwijnt soms naar de achtergrond. Inzetten op informele zorg mag niet vervallen in een ‘afschuiven’ op mantelzorg, maar eerder een ondersteunen én investeren in mantelzorg.
Investering in de zorg
Om een tegengewicht te bieden aan deze evoluties, en om de zorg weer centraal in de samenleving te stellen zijn er structurele investeringen nodig: betere lonen voor zorgpersoneel, valorisering van informele zorg, innovatieve woonvormen, aandacht voor kleinschaligheid en lokale verankering.
Toegegeven, zo eenvoudig is dat niet. Onderzoek in het Verenigd Koninkrijk, waar we eerder al naar verwezen, omschreef het als volgt: ‘The issue is not simply how much money goes into adult care but where the money goes.’ Ten eerste kan de overheid het voortouw nemen bij de sociale mobilisering van goedkope financiering, zodat niet alleen de grote ketens in staat zijn om nieuwe diensten en voorzieningen te bouwen. Ten tweede moeten grote spelers niet door de belastingbetaler worden gered, maar moeten zij de verliezen nemen die het gevolg zijn van hun eigen kortetermijnacties en beslissingen.
Essentiële economie als motor voor een duurzame samenleving
De huidige hiaten in het zorgsysteem wijzen op de nood aan een andere kijk op zorg waarin zorg centraal staat, met het individueel en collectief welbevinden als doel. We moeten de zorg weer zien als een essentiële economie.
Het Foundational Economy Collective omschrijft essentiële economie als “de sectoren die ons toelaten een goed leven te leiden, zoals voeding, huisvesting, onderwijs, openbaar vervoer of zorg”. Sectoren binnen de essentiële economie kunnen zelfs de motor zijn voor een veerkrachtige en duurzame samenleving, in tegenstelling tot de andere sectoren die de meeste aandacht krijgen in beleid en investeringen. Essentiële sectoren hebben een stabiele afzetmarkt die minder onderhevig is aan conjuncturele schommelingen. Er zal altijd nood zijn aan zorg, onderwijs, voeding of huizen. Een stabiele afzetmarkt zorgt voor stabiele werkgelegenheid.
Bovendien zijn essentiële sectoren lokaal verankerd. Wie verhuist naar een woonzorgcentrum gaat er doorgaans geen zoeken in het buitenland. Lokale verankering zorgt ervoor dat overheden kunnen tussenkomen in de essentiële economie en dat ze sociale en ecologische doelen kunnen afdwingen, wat niet altijd kan in sectoren waarvan de productie aan de andere kant van de wereld gebeurt. Overheden kunnen bijvoorbeeld infrastructuur voorzien, duurzaamheidsdoelstellingen opleggen of arbeidsvoorwaarden bepalen.
Er is nood aan een systemische, holistische aanpak die zorg relateert aan huisvesting, voeding, welzijn en met een focus op preventie. Zorg erkennen als essentiële economie betekent dat inzetten op de samenhang van een kwaliteitsvolle voorziening van de essentiële basisdiensten en goederen cruciaal is voor het welzijn en dus onlosmakelijk verbonden is met het gehele zorgsysteem.
Dit artikel vloeit voort uit het hoofdstuk ‘Zorg als essentiële economie: holistisch, kleinschalig en lokaal’ (Liesbeth De Donder, Octavia Kint en An-Sofie Smetcoren) uit het boek De essentiële economie van David Bassens en Sarah De Boeck (red.) van Uitgeverij ASP nv.
Met dank aan Lieselot Degraeve voor de redactie, valorisatiemedewerker binnen Society and Ageing Research Lab, aan de Vrije Universiteit Brussel.