De samenleving digitaliseert in een steeds sneller tempo. Dat merken we onder andere aan de hoeveelheid informatie die ons via digitale kanalen wordt bezorgd en aan de hoeveelheid producten en diensten die we digitaal – en vaak niet meer via fysieke weg – krijgen aangeboden. In die context is het niet overdreven te stellen dat mensen de laatste jaren in hun dagelijks leven vaker naar informatie- en communicatietechnologieën grijpen (of moeten grijpen). Wanneer bankkantoren hun fysiek aanbod inperken, treinloketten de deuren sluiten, een afspraak voor de autokeuring niet telefonisch kan worden vastgelegd en sommige bedrijven niet langer facturen in papieren versie toesturen, zijn internettechnologieën in het dagelijks leven noodzakelijk geworden.
De meerwaarde van internet voor ouderen
Dat de samenleving vergaand digitaliseert en zowel publieke als private sectoren hun dienstverlening massaal online uitbouwen, ontgaat ook de oudere bevolking niet (Lombardo et al., 2021). Wie nog niet of slechts gedeeltelijk overtuigd was van het belang van internet in de huidige samenleving, werd dat tijdens de coronapandemie ongetwijfeld wel. Quarantaine- en lockdownprotocollen dwongen mensen om fysieke interacties te vermijden en online alternatieven op te zoeken (Seifert et al., 2021). Kinderen en kleinkinderen spreken was mogelijk voor zij die het beeldbellen meester waren. Evenementen bijwonen kon voor zij die het livestreamprincipe kenden. Wie een restaurantbezoek reserveerde – al te vaak gebeurt ook dat online – kreeg geen menukaart maar een QR-code voorgeschoteld. Die voorbeelden zouden tot de conclusie kunnen leiden dat internetgebruik bij ouderen uitsluitend een coronagerelateerde aangelegenheid is. Niets is minder waar. Ook ruim vóór de coronacrisis was het van groot belang om digitaal actief te zijn, des te meer omdat er steeds vaker internettoepassingen worden gelanceerd die kunnen bijdragen tot de wens van ouderen om zo lang als mogelijk zelfstandig, prettig en kwaliteitsvol in de eigen woning en vertrouwde omgeving te blijven wonen (Neves et al., 2018; Sum et al., 2008). Die wens is bij ouderen sterk aanwezig, want zij voelen zich verbonden met hun woning, omdat ze er herinneringen opgebouwd hebben en een gevoel van autonomie, onafhankelijkheid en verbondenheid (met familie, vrienden en buren) ervaren (Vanleerberghe et al., 2017). In die context wordt veel potentieel gezien in technologieën die zorgen voor automatisering in en om het huis, toepassingen die parameters monitoren – denk maar aan gps-horloges met valdetectiesysteem en oproepsysteem – of applicaties en robots die gericht zijn op sociale interactie. Het zijn maar enkele voorbeelden van internettechnologieën waarvan verondersteld wordt dat ze de Ageing-in-Place-ambitie – de term verwijst naar het verlangen om in de vertrouwde woning of omgeving oud te worden – wind in de zeilen blazen (Kim et al., 2017). Opnieuw is er één duidelijke premisse alvorens die technologieën bij ouderen daadwerkelijk hun nut kunnen bewijzen: verbonden zijn met het web!
Ook ouderen vinden de weg naar het internet, maar toch ...
Steeds meer ouderen maken gebruik van het internet, dat kunnen we besluiten op basis van cijfers van Eurostat (2022). In 2011 was in België 42,7 procent van de 65- tot 74-jarigen actief op het internet (over cijfers van de 75-jarigen en ouderen beschikt Eurostat niet). Dat cijfer steeg naar 82,0 % in 2021. Hoewel de oudere bevolking dus in toenemende mate aan het internetten gaat, ondervinden zij ten opzichte van jongere generaties een achterstand. Dat blijkt opnieuw uit cijfers van Eurostat (2022). Zo gaf in 2021 een op de vijf (18,0 %) 65- tot 74-jarigen in België aan nog nooit het internet gebruikt te hebben. Kijken we daarentegen naar de 25- tot 64-jarigen, dan was dat in datzelfde jaar slechts bij drie procent het geval.
Mogelijke verklaringen waarom sommige ouderen (al dan niet bewust) niet met internet aan de slag gaan, zijn in eerder onderzoek uitvoerig beschreven: niet beschikken over de nodige apparatuur of geen internetverbinding hebben, over te weinig internetvaardigheden beschikken, overtuigd zijn dat het gebruik van internet moeilijk is en internet(apparatuur) duur is, zich te oud of onzeker voelen, internetangst ervaren, onvoldoende geïnteresseerd zijn in de digitalisering of weinig gemotiveerd zijn om met internet aan de slag te gaan, leukere dagbesteding hebben en veronderstellen of ervaren dat internet niet voldoet aan de verwachtingen of onvoldoende inspeelt op de behoeftes (Attrill-Smith et al., 2020; Büchi et al., 2016; Chang et al., 2017; Haase et al., 2021; Helsper & Reisdorf, 2016; Scheerder et al., 2017).
Streven naar e-inclusie
Rekening houdend met de immense digitalisering en de steeds verdergaande integratie van internettechnologieën in diverse domeinen van ons leven, staat digitale inclusie – het sociaal insluiten van mensen door hen digitaal te includeren – hoog op politieke agenda’s (Smith, 2014). Binnen die beleidscontext zijn de voorbije jaren heel wat acties en initiatieven opgezet – al te vaak bottom-up en op initiatief van middenveldorganisaties – om digitale uitsluiting van ouderen tegen te gaan (Jun, 2020). Willen we het e-inclusieaanbod gericht inzetten en zorgen voor toeleiding van ouderen die het meest baat hebben bij dergelijke initiatieven, dan is het noodzakelijk om op zijn minst te weten wie vandaag aan de zijlijn toekijkt en geen toegang heeft tot of geen gebruik maakt van het internet (Campens et al., 2022). Een dichotome benadering waarbij we louter internetgebruikers van niet-gebruikers onderscheiden, volstaat echter niet. Binnen de groep van gebruikers is immers ook aandacht vereist voor de diversiteit in en variatie aan internetgebruik (Brandtzæg et al., 2011; Hargittai & Dobransky, 2017; van Boekel et al., 2017). Enkel dan is het mogelijk om op maat e-inclusie-initiatieven en internetlesreeksen aan te bieden en af stemmen op de noden en behoeften van specifieke groepen internetgebruikers.
Dit boek belicht het gebruik van internet en digitale toestellen door ouderen in de periode tussen 2004 en 2021. Auteurs Jorrit Campens, Anina Vercruyssen, Dominique Verté en Nico De Witte baseren zich hiervoor op de gegevens van meer dan 82.000 thuiswonende zestigplussers uit de Ouderenbehoefteonderzoeken. Het resultaat is een uniek inzicht in digitale uitsluiting en de relatie met sociodemografische kenmerken van ouderen, kwetsbaarheid, eenzaamheid, mantelzorg, ageing in place en COVID-19.
Daarnaast brengen gastauteurs Nelly Geerts, Ignace Glorieux, An Jacobs, Dimitri Mortelmans, Werner Schirmer en Cora Van Leeuwen inspirerende wetenschappelijke inzichten over de rol van warme experten, instructieve steun van ICT-lesgevers, cursussen digitale vaardigheden, dataficatie en leeftijdsdiscriminatie.
Deze publicatie biedt handvatten aan praktijkwerkers, beleidsmakers, studenten, onderzoekers en zorgprofessionals om aan de slag te gaan met de thema's internetgebruik en digitale toestellen bij ouderen.