Een sociaal rechtvaardige samenleving, sociale grondrechten voor iedereen: dat is de aantrekkelijke toekomstdroom vervat in artikel 1 van de Organieke wet op de OCMW’s (1976). Deze utopische droom is mij tijdens mijn hele loopbaan in de sociale dienst van het Gentse OCMW blijven inspireren als een uitdagende opdracht. Ik kon mij geen zinvollere job indenken dan mee te werken aan zo’n doel.
Toen ik na een loopbaan van bijna 43 jaar de deur van het OCMW definitief achter mij sloot, wou ik nog een laatste keer terugblikken op dat OCMW-maatschappelijk werk dat zo lang mijn habitat is geweest. Hoe hebben wij maatschappelijk werkers al die jaren die droom vertaald naar de praktijk?
We zijn met volle goesting aan de slag gegaan met onze opdracht en doen dat nog elke dag opnieuw. In individuele contacten met cliënten, in allerlei projecten met groepen, in het lokaal regisseren van het armoedebeleid, in het signaleren van uitsluiting en achterstelling naar eigen beleid en hogere overheden.
Al dat werk verrichten we veeleer in de schaduw.
Daarom schreef ik een boek, waarmee ik het OCMW-maatschappelijk werk in de kijker wil plaatsen. Daarbij komen de maatschappelijk werkers vooral zelf aan het woord. Dat op zich is al vrij uniek, want meestal laten ze het schrijven aan anderen over.
Heel openhartig, soms wat zakelijker, maar af en toe ook heel persoonlijk, vertellen ze ons hoe ze hun werk doen ‘met hart en ziel, maar ook met veel nuchter verstand …’
Het ligt voor de hand dat wie meewerkt aan een dergelijk boek enthousiast is over zijn job en dat in zijn getuigenis ook laat blijken. Toch was ik telkens opnieuw positief verrast, maar ook dankbaar en trots, hoe gedreven deze ‘ambassadeurs’ schreven over hun werk, hoe ze getuigden van een zorgzame inzet voor hun cliënten, maar ook hoe open en eerlijk ze waren over wat ze lastig vonden of waar ze zich machteloos bij voelden. Zo werd het boek vooral dankzij hen een ode aan het OCMW-maatschappelijk werk, zonder dat de vele grote en kleine problemen van de dagelijkse werkpraktijk uit de weg werden gegaan.
Hun verhalen zullen u ervan overtuigen dat OCMW-maatschappelijk werk een boeiend beroep is waarbij je echt het verschil kunt maken, al is het ook een job die veel van je vraagt. Dat veel werkers hun job eerder zien als een roeping dan als een beroep is geen goedkope of mooi klinkende slogan: het is de grond onder hun voeten als ze door moeilijke momenten heen moeten, het is die innerlijke overtuiging dat het heel zinvol is wat ze doen, ook al lijkt het van buitenaf soms water naar de zee dragen.
Hun getuigenissen brengen de verrassende rijkdom aan diversiteit in functies binnen sociale diensten van OCMW’s in beeld en maken duidelijk dat voorwaardelijke hulpverlening even belangrijk en waardevol is als maatschappelijk werk gebaseerd op de vrijwillige medewerking van de cliënt.
U zult zelf kunnen concluderen dat het doorgaans weinig positieve beeld dat over OCMW-maatschappelijk werk leeft, niet klopt. Ook OCMW-sociaal werk is een sterk merk!
In het boek 'Met hart en ziel, en veel nuchter verstand' beluisteren we niet alleen maatschappelijk werkers omtrent hun job en hoe ze die ervaren, ze vertellen ons ook hoe ze de toekomst zien. Hoe moet dat OCMW-maatschappelijk werk zich verhouden op een groeiende complexiteit van problemen (superdiversiteit, digitalisering, toenemende sociale ongelijkheid …) die gepaard gaat met een verminderend draagvlak voor armoedebestrijding? En hoe kan het zijn stem laten horen om de problemen van de meest kwetsbare burgers steeds opnieuw en voldoende krachtig onder de aandacht te brengen van een beleid dat van armoedebestrijding niet wakker lijkt te liggen?
In een tweede deel diepen we een aantal thema’s verder uit, en dat op basis van inzichten uit de literatuur gecombineerd met eigen praktijkervaring en elementen uit de 31 verhalen. Komen onder meer aan bod: de (te) hoge werkdruk, de impact van de coronapandemie, het imago van het beroep, de perceptie van cliënten, structureel sociaal werk, superdiversiteit als uitdaging, een visie op armoede en ongelijkheid.
Het derde deel, tot slot, benadrukt de noodzaak om de krachten te bundelen, want er wachten het OCMW-maatschappelijk werk heel wat uitdagingen.
Zo werd dit boek naast een ode aan het OCMW-maatschappelijk werk ook een kritische reflectie op de eigen praktijk én tegelijk een appel aan beleid en samenleving om in armoedebestrijding te blijven investeren.
Een echte aanrader dus voor beleidsmensen, studenten en docenten sociaal werk, medewerkers en verantwoordelijken binnen lokale besturen, bovenlokale overheden of andere (welzijns)organisaties. Maar ook OCMW-maatschappelijk werkers zelf zullen zonder twijfel heel wat inspiratie vinden in de enthousiaste verhalen van hun collega’s en de uitgewerkte thema’s!