Op basis van inzichten uit het onderzoek sociaal-sportief werk en toegankelijkheid omschrijven we hoe sociaal-sportieve initiatieven op een toegankelijke wijze (onder meer) positieve welzijnseffecten hebben voor groepen in kwetsbare situaties. Bijvoorbeeld door het toegankelijk maken van de publieke ruimte. Die effecten opzoeken via sociaal-sportief werk heeft echter nog veel onontgonnen potentieel.
Wat is sociaal-sportief werk?
Het sportieve en sociale domein staan ogenschijnlijk ver van elkaar. Sport staat voor structuur, regelmaat, discipline, inzet en het harde. Het sociale staat prototypisch voor het zachte, empathische, meegaande, meer proces- dan productgericht. Bovendien lijkt het water diep tussen sport en welzijn op Vlaams en lokaal beleidsniveau, wat erop wijst dat deze domeinen zich eerder naast elkaar ontwikkelen. Of niet?
Paradoxaal genoeg weten we ondertussen op basis van onderzoek dat het sportieve en het sociale een mooi huwelijk vormen. De maatschappelijke functie van sportinitiatieven wordt in Vlaanderen al sinds de jaren 60 erkend. Sindsdien ontstonden steeds meer initiatieven die inzetten op het verenigen van sociale en sportieve doelstellingen, zoals sportverenigingen die vanaf de jaren 80-90 inzetten op de integratie van eerste en tweede generatie personen met een migratieachtergrond.(1)
Sociaal-sportief werk is dus een verzamelnaam voor initiatieven in uiteenlopende domeinen zoals sport, jeugdwerk, welzijn en cultuur, die sportieve en sociale ambities combineren. Of ook: initiatieven die elementen van een sportvereniging combineren met vormen van sociaal werk.(2) Denk aan een kickboksaanbod voor meisjes met een migratieachtergrond waar de focus ligt op ontmoeting en verbinding; een inclusieve sportclub waar meisjes en jongens in gemengde teams sporten waardoor gespreken over genderidentiteit en -beleving mogelijk zijn; of een voetbalteam dat zich richt op jongeren uit een voorziening om een veilige plek te bieden waar jongeren hun emoties kunnen uiten en (hulpverlenings)vragen kunnen stellen. Het is maar een greep uit de initiatieven die sport als middel inzetten tot niet-sportgerelateerde doelstellingen.
Toegankelijkheid troef!
Misschien stelde u zich al de vraag waar dat ‘sociale’ binnen sociaal-sportief naar verwijst. Voornamelijk voor doelgroepen in kwetsbare situaties is het toegankelijke karakter van sociaal-sportieve initiatieven een troef. Veel sociaal-sportieve initiatieven willen een sport- en vrijetijdsaanbod uitzetten dat in het bijzonder voor kwetsbare doelgroepen toegankelijk is zonder daarbij deze doelgroepen te problematiseren of stigmatiseren (bijvoorbeeld jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties, LGBTQI+, personen met een beperking, gedetineerden of dak- en thuislozen). Het bestaande aanbod is dat niet altijd, voornamelijk in contexten waar verstedelijkingsvraagstukken zoals ruimtegebrek zich voordoen.(3) Net in die contexten zijn sociaal-sportieve initiatieven nodig omdat ze er, beter dan andere sport-, vrijetijds- en sociaal-culturele praktijken in slagen om een toegankelijk aanbod te creëren.
Voortbouwend op de ‘B’s van toegankelijkheid’ geven we binnen ons onderzoek taal aan toegankelijkheid in een sociaal-sportieve context vanuit de acht B’s.(4) We voegden twee extra B’s toe die eigen zijn aan toegankelijkheid binnen sociaal-sportieve settingen en eindigden zo op tien dimensies van toegankelijkheid (10 B’s).(5)
Toegang tot (publieke) ruimte
Wat is die meerwaarde van toegankelijkheid, in het bijzonder voor lokale contexten waarbinnen deze initiatieven zich organiseren? Ons onderzoek werpt onder meer licht op een ruimtelijke component van toegankelijkheid, die vervlochten is doorheen enkele B’s (begrijpbaarheid, bereikbaarheid en beschikbaarheid). Vanuit een toegankelijkheidsgedachte houdt sociaal-sportief werk rekening met noden en drempels van deelnemers bij het gebruik en de inrichting van de (publieke) ruimte (bijvoorbeeld verplaatsings-, talige en sociale drempels). Zo verplaatste een van de bevraagde initiatieven uit het onderzoek hun aanbod van een deelgemeente naar het stadscentrum om ruimtelijke barrières voor deelnemers (zoals onveilige verkeerssituaties) weg te werken.
Sociaal-sportief werk kan, naast het fysiek toegankelijk maken van het eigen aanbod, ook inzetten op de toegankelijkheid van private ruimtes die zich lenen tot de ideale sport- en vrijetijdsstek. Zo kan een speelplein van een school, een tuin van een rust- en verzorgingstehuis of een braakliggend stuk terrein (tijdelijk) een publiek karakter krijgen. Sociaal-sportief werk kan zo ook een belangenbehartiger zijn voor meer speel- en beweegruimte, en vanuit die rol kunnen sociaal-sportieve initiatieven waken over de kwaliteit van buurtinfrastructuur. Ze zijn immers sterk in het capteren en doorgeven van signalen van deelnemers.
Sociaal-sportief werk kan zo impact hebben op de fysieke inrichting van een lokale context. Die impact hoeft niet altijd groot te zijn. Toegankelijkheid is een proces waarbij ook kleine successen gevierd moeten worden. Zo kan het leesbaar maken van (de geschreven en ongeschreven) regels en richtlijnen binnen een publieke ruimte al van groot belang zijn.
Bouwen aan binding
Mocht het nog niet duidelijk zijn, sociaal-sportieve initiatieven zijn experts in het creëren van toegankelijkheid. Toch toont ons onderzoek een onontgonnen potentieel aan. Want toegankelijkheid vindt niet plaats in één initiatief. Een achterliggend kluwen van relaties tussen lokale actoren bepaalt de toegankelijkheid van een aanbod, een buurt, een stad of gemeente.
Die relaties tussen actoren kunnen zowel een positieve als negatieve impact hebben op toegankelijkheid. Zo’n negatieve impact kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer uitbaters van een betalend sportaanbod een concurrentiestrijd aangaan met een financieel laagdrempelig sociaal-sportief aanbod in eenzelfde lokale context. Die strijd kan ontstaan uit schrik om deelnemers, en dus inkomsten, te verliezen. Tegelijk kan een sociaal-sportief initiatief net baat hebben bij de kennis en expertise van lokale partners. En sociaal-sportief werk zelf kan ook een katalysator zijn om de toegankelijkheid van andere lokale actoren te ondersteunen. Zo houdt sociaal-sportief werk bijvoorbeeld de vinger aan de pols bij deelnemers die hun binding met klassieke hulpverlening (even) kwijt zijn en kunnen ze zo de deur richting hulpverlening openhouden.
De binding tussen lokale actoren is essentieel (niet toevallig is de tiende B binnen ons onderzoek de B van binding). Die verbinding zou idealiter verder moeten gaan dan het samenbrengen van de sport- en welzijnssector. Het zou ook de brug moeten vormen naar en tussen de gezondheids- en jeugdsector, ruimtelijke ordening, stedenbouw, participatie ... Dit vergt een netwerkdenken overheen domeinen en sectoren.
Zo kan het streven naar toegankelijkheid een collectieve verantwoordelijkheid worden. Dit betekent niet dat actoren elkaars taak moeten overnemen, eerder dat ze elkaars troeven versterken en drempels wegnemen op basis van reflectie en dialoog. In een aantal Vlaamse contexten is een beweging merkbaar waar sociaal-sportieve initiatieven verenigd worden binnen lerende netwerken. Wij roepen op om die beweging verder te zetten, ook in andere lokale contexten, en hierbinnen een brede waaier aan sectoren te betrekken.
Voetnoten
1. Theeboom et al., 2015.
2. Smets, 2019.
3. Withaeckx et al. 2019.
4. Bouverne-De Bie, 2005; Sels, 2010; Van Vlem & Verstraete, 2020.
5. Betaalbaarheid, bereikbaarheid, bekendheid, begrijpbaarheid, beschikbaarheid, bruikbaarheid, betrokkenheid, betrouwbaarheid + behendigheid en binding.
Bronnen
- Bouverne De Bie, M. (2005). Het OCMW en het recht op maatschappelijke dienstverlening. In J. Vranken, K. De Boyser, & Dierckx, D. (Eds.), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2005. Leuven: Acco.
- Delheye, P. Sabbe, S., & Reynaert, H. (2021). Praktijkgids sociaal-sportief werk #1: 125 protagonisten over visies, noden en dromen. Brugge: die Keure.
- Sels, P. (2010, 29 april). Handleiding bij de toegankelijkheidsscan en het charter toegankelijke lokale dienst- en hulpverlening.
- Smets, P. (2019). Sociaal-sportieve praktijken. Beleidspraktijken van onderuit in het stedelijke sportlandschap. [Doctoraatsthesis]. VUB: Brussel.
- Theeboom, M., Haudenhuyse, R., & Vertongen, J. (2015). Sport en sociale innovatie. Inspirerende praktijken en inzichten. Brussel: VUBPRESS.
- Withaeckx, S., Smets, P., & Haudenhuyse, R. (2019). Transities en uitdagingen in het grootstedelijke sportlandschap: diversifiëring in het sociaal-sportieve verenigingsleven. In M. Schrooten, R. Thys, & Debruyne, P. (Eds.), Sociaal schaduwwerk. Over informele spelers in het welzijnslandschap. Brussel: Politeia.
- Van Vlem, G. & Verstraete, A. (2020, 1 september) persoonlijke communicatie.