Vlaamse steden en gemeenten hebben steeds meer aandacht voor de mentale gezondheid van hun inwoners – wat mogelijk te maken heeft met de coronacrisis. Dat blijkt uit de indicatorenbevraging 2020 van het Vlaams Instituut Gezond Leven vzw, een vierjaarlijkse grootschalige peiling die het preventieve gezondheidsbeleid meet in verschillende ‘settings’, waaronder lokale besturen. Grote werkpunten blijven het rookvrij maken van o.a. speel- en sportterreinen, en het voorzien van meer (groene), autoluwe beweegruimte.
Om de vier jaar peilt het Vlaams Instituut Gezond Leven vzw, i.s.m. de Lokale Gezondheidsoverleggen (Logo’s) en het Vlaams Expertisecentrum Alcohol en andere Drugs (VAD), in opdracht van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, naar het preventieve gezondheidsbeleid bij lokale besturen.
Die zogenaamde ‘indicatorenbevraging’ stelt vragen als: mag er gerookt worden op speel- of sportpleinen van de gemeente? Hoe stimuleert de stad of gemeente haar inwoners om zich te voet of per fiets te verplaatsen? Is er voldoende straatverlichting op pleintjes om openbaar alcohol- en druggebruik te ontmoedigen? En is er specifiek iemand vrijgesteld om rond preventieve gezondheidsthema’s te werken? De bevraagde gezondheidsthema’s zijn voeding, beweging, lang stilzitten, roken, alcohol, illegale drugs en mentaal welbevinden.
“Een gezonde stad of gemeente creëert een omgeving waarbinnen elke inwoner, bezoeker en werknemer gestimuleerd wordt om gezond te leven”, zegt Vlaams minister van Volksgezondheid Wouter Beke. “De resultaten uit de indicatorenbevraging kunnen lokale besturen op weg helpen bij het uitwerken van een preventief gezondheidsbeleid. Dat kadert binnen de doelstelling ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’ uit het strategisch plan.”
Het gaat om een representatieve bevraging die door 186 van de 300 lokale besturen in Vlaanderen ingevuld werden, tijdens de coronacrisis tussen maart en juli 2020. Voor een aantal zaken zien we dan ook een ‘covideffect’. Dit zijn de opvallende resultaten die uit de bevraging naar voren kwamen.
Mentaal welbevinden troef
Beginnen doen we met het goede nieuws: 80% van de Vlaamse steden en gemeenten neemt maatregelen om het mentaal welbevinden van haar inwoners te verbeteren. In 2016 was dit nog maar 17%. Het kan gaan om sociale initiatieven, zoals eenzaamheid bij oudere en kwetsbare inwoners tegengaan, of fysieke maatregelen in de woonomgeving, zoals meer groene, publieke ruimte voorzien. Denk bijvoorbeeld aan stiltegebieden, of aangename, groene, veilige plekken, die het mentaal welbevinden van inwoners kunnen stimuleren. “Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt immers dat een groene omgeving stress reduceert en bijdraagt tot meer positieve emoties en een beter humeur”, zegt dr. Veerle Soyez, expert mentaal welbevinden bij Gezond Leven.
Het verschil tussen centrumsteden en niet-centrumsteden is frappant: zo zet 90% van de centrumsteden in op verbinding tussen de inwoners (bv. buddywerking, ontmoetingsplaatsen …), tegenover 44% van de kleine steden en gemeenten. Voor het creëren van rustige, publieke ruimtes gaat het om respectievelijk 100% en 51%.
De invloed van de coronacrisis is hier niet te onderschatten. Spontane initiatieven rond verbondenheid kregen een boost, waardoor ook lokale besturen extra acties opzetten om burgers hierbij te ondersteunen. De uitdaging is nu om dit soort acties te verankeren, waardoor ze ook op lange termijn blijven bestaan.
73% werkt met Beweging Op Verwijzing
Bewegen Op Verwijzing, waarbij een arts of hulpverlener een patiënt in contact brengt met een professionele coach voor persoonlijk beweegadvies, raakt duidelijk ingeburgerd: bijna 3 op de 4 Vlaamse steden en gemeenten (73%) geeft aan met Bewegen Op Verwijzing te werken. Een duidelijke en positieve vooruitgang, zeker voor mensen met chronische aandoeningen die baat hebben bij beweegadvies.
Nood aan meer (groene) beweegruimte
Op het vlak van de aanwezigheid van faciliteiten die beweging stimuleren (speelplein, park, looppiste,… ) is er geen significant verschil – een stijging noch een daling - tegenover de bevragingen uit 2013 en 2016. Bovendien zet slechts 16% van de steden en gemeenten in op het inrichten van een autoluw of autovrij centrum. Meer fietspaden en speelweefsel voorzien blijven eveneens werkpunten voor lokale besturen. Dit zijn gemiste kansen, want de coronacrisis legde de nood aan beweegruimte en -infrastructuur duidelijk bloot. Beweegruimte die bovendien toegankelijker en bereikbaarder moet zijn voor mensen in kwetsbare situaties.
Slechts 14% van de bevraagde steden en gemeenten maakt consequent gebruik van het STOP-principe, de wenselijke rangorde van vervoerwijzen om de gezondste keuze te stimuleren: Stappen, Trappen (=fiets), Openbaar vervoer en in laatste instantie Privé (=individueel gemotoriseerd vervoer). Het principe is bijna 20 jaar oud, maar kent in de praktijk nog (te) weinig weerklank.
Thema 'lang stilzitten' zit stil sinds 2016
De risico’s van lang stilzitten worden door steden en gemeenten beperkt in de verf gezet: slechts 43% verspreidt informatie over het thema – vergelijkbaar met 2016. Een promotiecampagne met verschillende communicatiekanalen is de meest effectieve communicatiestrategie rond minder lang stilzitten. Slechts 8% doet dit.
De nood hieraan werd nochtans hoger door de coronacrisis, die ons vaker aan onze stoel gekluisterd hield: in maart 2021 was de gemiddelde zit- of rusttijd bij volwassenen 8,2 uur per dag, volgens de COVID-19-gezondheidsenquête. Dat is weliswaar minder dan tijdens de lockdown in april 2020 (8,6 uur per dag), maar nog steeds meer dan de 5,8 uur per dag in 2018, voor de coronacrisis. “Meer zittend thuiswerk, minder actieve verplaatsingen voor woon-werkverkeer en vaker tv-kijken of gamen ter ontspanning kunnen dit verschil mogelijk verklaren”, zegt Femke De Meester, expert sedentair gedrag bij Gezond Leven.
Een bescheiden 43% van de lokale besturen neemt specifieke initiatieven rond lang stilzitten, zoals stappentellers verhuren, statafels bij gemeentelijke diensten voorzien of het aantal parkeerplaatsen beperken om autogebruik te ontmoedigen. “We zouden meer gemeenten willen oproepen om hierop in te zetten”, zegt Femke De Meester van Gezond Leven. “Het gaat bijvoorbeeld ook over het ontmoedigen van verplaatsingen met de auto, mobiliteitsplanning, en voorrangs- of verkeersveiligheidsregels.”
Roken: minder bij diensten, nog (te) veel bij sport- en speelpleinen
Er zijn de voorbije vier jaar duidelijk stappen gezet om een rookvrije(re) omgeving te creëren binnen gemeentediensten met een gesloten ruimte (jeugddienst, sociaal huis …): in 34% van de steden en gemeenten geldt een volledig rookverbod binnen de eigen diensten, zowel ‘indoor’ als ‘outdoor’. Dat is een stijging met 15% tegenover 2016.
Speel- en sportterreinen blijven een groot werkpunt: in bijna 60% van de Vlaamse steden en gemeenten zijn er geen regels rond roken op speelterreinen, of kan er op de terreinen buiten overal gerookt worden. Ook voor 60% van de gemeentelijke sportterreinen is dit het geval. Een kleine 14% van de sportterreinen heeft afgebakende rookzones. “Daar is nog veel ruimte voor verbetering, zeker omdat er veel (sportende) kinderen rondlopen”, zegt Dries Vandenbempt, expert tabak bij Gezond Leven. “Want zien roken, doet roken. Het goede voorbeeld geven door niet in het zicht van kinderen te roken, blijft dus belangrijk.”
Wél positief: het aantal steden en gemeenten dat haar inwoners ondersteunt met rookstopbegeleiding is gestegen van 38% in 2016 naar 54% in 2020.
Alcohol- en druggebruik: meer inzetten op maatschappelijk leven en publieke ruimte
De meerderheid van de steden en gemeenten benut een brede waaier aan informatiekanalen om inwoners te informeren over alcohol- en illegaal druggebruik. Een goede eerste stap, maar om overmatig alcohol- en druggebruik te ontmoedigen, zouden ze nog meer structurele maatregelen kunnen nemen. Concrete voorbeelden zijn het aanbieden van een kwalitatief vrijetijdsaanbod, of het beter verlichten en onderhouden van gekende hotspots en hangplekken (pleintjes, parkjes, parking, …) om de sociale controle te verhogen.
Zo pakt momenteel minder dan een kwart van de steden en gemeenten gekende hotspots aan (25% voor drugs, 16% voor alcohol). “Nochtans kan een stad of gemeente via dit soort ingrepen in de publieke ruimte het verschil maken: ze dragen bij aan een gezonde, veilige leefomgeving, waardoor verantwoord gedrag wordt gestimuleerd”, zegt David Möbius, stafmedewerker lokaal beleid bij VAD.
Vooruitgang voor voeding
Een voedzame noot om mee af te sluiten: de overgrote meerderheid (87%) van de Vlaamse steden en gemeenten informeert en sensibiliseert haar inwoners rond gezonde voeding. Ze doen dit vooral via het gemeenteblad, affiches, sociale media, een website of via infosessies.
In vergelijking met 2016 worden er ook vaker afspraken en regels rond voeding gemaaktin de eigen gemeentelijke diensten, zoals aan de gemeentelijke loketten, in de bibliotheek, het zwembad en bij andere sportinfrastructuur van de gemeente.
Daarnaast spelen lokale besturen sterk in op het gezonder maken van de omgeving: zo moedigt 39% de keuze voor gezonde voedingsmiddelen en dranken aan door die goedkoper of gratis te maken, waar dit in 2016 nog maar 2% was.
Algemene vaststelling: veel visie, weinig budget
Tot slot nog twee opvallende algemene conclusies die uit de bevraging naar voren kwamen: een bemoedigende 82% van de steden en gemeenten neemt preventieve gezondheid op in hun meerjarenplan van 2020-2025. Een sterke stijging tegenover 2016 (66%) en 2013 (27%). Een pijnpunt blijft het beperkte budget voor gezondheid: slechts 28% heeft een jaarlijks werkingsbudget (exclusief personeelskosten) van meer dan 5.000 euro voor preventieve gezondheid. Dit blijven relatief kleine werkingsbudgetten. Wel heeft 66% van de lokale besturen een ambtenaar met bevoegdheid voor preventieve gezondheid. In 78% van de steden en gemeenten is een schepen bevoegd.
Steden en gemeenten werken voornamelijk samen de Vlaamse gezondheidsoverleggen (Logo’s) voor vragen en advies over de uitbouw van een preventief gezondheidsbeleid, zo werkt iets meer dan 90% samen voor voeding en beweging, 85% voor mentaal welbevinden en 81% voor roken.
Voor meer info
Bekijk ook het persdossier en het volledige rapport voor meer resultaten.