Linus Vanlaere is auteur en zorgethicus verbonden aan sTimul: zorgethisch lab (Vives) en KULeuven. In deze column behandelt hij telkens een ethische kwestie.
Ons collectief inlevingsvermogen is aangetast en daarmee staat de ethiek onder grote druk. Scherp samengevat is dit de opinie van psychiater Wim Simons, hoofdarts van het Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Annendael te Diest. ‘We lijken hoe langer hoe minder in staat om ons volgehouden empathisch op te stellen en daar dan naar te handelen en onderhandelen’, zo zegt hij (De Standaard, 6/12/21). Je inleven in de situatie van de ander veronderstelt dat je je zelf goed voelt in je vel. Het vergt bovendien een bepaalde mate van je verbonden weten. Ook het zelf ervaren van zin en betekenis draagt bij aan de mate waarin we empathie kunnen hebben voor een ander. Omdat veel mensen zich niet goed voelen in hun vel, zich zelf steeds meer geïsoleerd weten van anderen en net moeite ondervinden om zin te ervaren, dat maakt (volgens Simons) dat empathie allerminst vanzelfsprekend is. Daarmee komt de ethiek onder grote druk (zegt hij). Hoe gaan we de zorg redden als we niet langer in staat blijken te zijn om ons te verbinden met de ander? Dat is voor Simons de ‘bange hamvraag’. Zonder empathie wordt ons handelen als zorgverleners immers niet vanzelfsprekend gestuurd vanuit een ethische leidraad van waarden en vanuit een zoeken naar ‘het goede’ om te doen.
Daar moest ik aan denken bij de laatste samenkomst van het Collectief Overlegorgaan – de vroegere ‘gebruikersraad’ – van het Multi Functioneel Centrum waar mijn zoontje tijdens de week verblijft. De medewerkers van de Sociale Dienst van het Centrum deden daar een emotionele oproep. Ze ervoeren dat veel ouders met weinig begrip en sommigen zelfs ronduit agressief reageren op hun telefonische meldingen van een quarantaine voor hun kind na hoogrisicocontact. ‘Wij voelen ons emotioneel uitgeput’, zo gaven ze aan. Of we een oproep wilden doen tot begrip. Een aantal van ons, ouders, gaf aan hoe moe wij zelf waren en vermoedelijk vele ouders met ons. Je job proberen doen in een gezin met kinderen die om beurten in quarantaine moeten, dat is al moeilijk genoeg. Als daar dan de niet-evidente zorg voor een zorgenkind bij komt, dan wordt de reeds beproefde draagkracht wel heel erg beproefd …
Bij de eerste lockdown vormden we allemaal één front, één team ‘tegen corona’, ‘tous ensemble’. We stuurden mekaar pralines gevuld met begrip. We sprongen mekaar bij en toonden wat de kracht van mildheid is. Nu, zoveel maanden en zoveel quarantaines later, vertoont dit front grote barsten. Mildheid lijkt een luxe die we ons nog moeilijk kunnen permitteren. Voelen we ons niet allemaal in de steek gelaten? De werkende mens met een zorgenkind. De zorgverlener met thuis ook zorgen. De directeur met personeelstekort. Elk in zijn loopgraaf, vechtend om overeind te blijven. Allemaal zijn we moe, op. We kunnen het niet meer opbrengen om ons nog in te leven in de situatie van anderen. In plaats van met begrip te reageren, ergeren we ons aan maatregelen die extra zwaar wegen op onze situatie.
Empathie is gelukkig niet de enige bron van zorgethiek. Het klopt helemaal wat dokter Simons aanhaalt: die empathie staat onder druk wanneer we de ander niet meer begrijpen en wanneer die ander niet reageert zoals wij zelf zouden reageren. In de wereld van Emmanuel Levinas is dat echter niet het einde van de wereld, laat staan van de ethiek. Ethiek begint pas in de ontmoeting met het verschil. Dan gaat het om het verschil met iemand die helemaal anders is dan ik, die helemaal anders reageert dan ik, iemand die me (dus) op de zenuwen werkt. Ethiek begint niet met herkenning en begrip, maar net met niet-herkenning en onbegrip. Zelfs de poging om het verschil te willen overbruggen zonder erbij stil te staan, is voor Levinas verdacht. Zeker wanneer ik snel snel voort wil doen met mijn werk zonder veel van mijn efficiënte routine te moeten afwijken. Dan is het quasi een moordpoging omdat ik de ander net van zijn anders-zijn beroof en hem inpas in mijn eigen plannen. ‘Ja, ik begrijp het’ zeggen we dan, terwijl we er niets van begrijpen en er zelfs helemaal niets van willen begrijpen. We zeggen het om er vanaf te zijn.
Ethiek ligt voor Levinas precies in de dialoog met de ander, met degenen die we niet begrijpen en die ons zelfs op de zenuwen werkt. ‘Wat je me hier nu zegt, dat begrijp ik niet en het maakt me zelfs boos, maar probeer het me toch nog eens uit te leggen’. Steeds gaat het om een dialoog waarin het verschil wordt erkend en benoemd. En het gaat om een kwetsbare dialoog, waarbij je ook de emotie bevraagt. ‘Ik merk dat je boos wordt, zie ik dat goed?’ Dat dit een dialoog is van ‘gelaat tot gelaat’ zoals Levinas het noemt, mag je gerust letterlijk nemen. Want wanneer er tussen ons en de ander twee schermen zitten, dan mag je er donder op zeggen dat je geen dialoog krijgt, maar retoriek. Wanneer ik de ander onder ogen komt dan voel ik me onzeker en misschien zelfs onveilig. Minstens voel ik me oncomfortabel.
Precies ook dat laatste is een belangrijk aspect van ethiek volgens Levinas. Ethiek gaat gepaard met ongemak. Anders dan met empathie voelt mijn verhouding met de ander helemaal niet zo lekker. Het zorgt voor terughoudendheid. Soms deins ik zelfs letterlijk achteruit. De afstand die dan ontstaat, laat ruimte voor het verschil. Het zorgt ervoor dat de ander zich kan laten zien als anders. Het zorgt ervoor dat ik hem niet recupereer of gebruik ten behoeve van mezelf, te snel begrijp om hem eigenlijk een beetje naar mijn hand te zetten.
Ethiek is misschien wel een soort ‘kunst van het ongemakkelijk-zijn’ (als persiflage op de ‘kunst van het ongelukkig zijn’ van Dirk De Wachter, die zijn inspiratie evenzeer bij Levinas haalt). De neiging om het ongemak dat de ander bij ons oproept, te omzeilen, uit de weg te gaan of weg te duwen is immers groot. Dat net niet doen is ethiek. Daarmee komen we weer uit bij waar we begonnen zijn: de column van de psychiater die zijn onbehagen over het (collectieve) ‘in gebreke blijven’ van de empathie uitschreeuwt. Dat hij dit ongemak ervaart (en deelt) is teken van zijn ethische bewogenheid. Laat net dit ongemak onze leidraad zijn. Verbinding komt niet altijd tot stand dankzij empathie. Dialoog maakt verbinding mogelijk waar empathie tekortschiet. Al zal die verbinding tegelijk ook wat ongemakkelijk blijven voelen en blijven ‘schuren’. Maar ook dat is goed. Voldoende goed.