Tom Vandooren is docent aan de Arteveldehogeschool, auteur en consultant. Regelmatig kijkt hij voor VIEWZ met een kritische en uitdagende blik naar de Vlaamse zorg- en welzijnssector. Dit onder het motto “drup & drover”: soms er boenk op, nu en dan er los over …
Professionals zijn goed in veel dingen, maar volgens Mintzberg, een van de peetvaders van de organisatieleer, toch vooral in categoriseren. Mensen, gebeurtenissen, vragen … in hokjes onderbrengen om zo vlot de juiste diagnose, behandeling, methodiek … te kunnen opdiepen. En dat werkt best wel goed. Als ik bij mijn huisarts, mijn psycholoog, mijn sociaal werker … mijn verhaal vertel, vertalen diens training en opleiding zich in een trechter die hen én mij helpt de vinger op de wonde te leggen.
Categoriseren voldoet aan onze menselijke nood om de steeds complexere wereld rondom ons te snappen. En ook de mensen rondom ons willen we snappen. Dus ook voor hen maken we hokjes, en hanteren we een bij het hokje passende handleiding. Dat doen we vaak spontaan. We catalogiseren mensen volgens leuk of niet leuk, interessant of saai, veeleisend of makkelijk om mee samen te werken, hun intellectuele of sportieve prestaties … Combinaties van eigenschappen leiden tot groepen. In onze schooltijd wisten we perfect wie de seuten, de strebers, de snobs, de populairen, de blowers, de grappigen en de sportievelingen waren. Mengvormen zijn mogelijk, maar dan ook weer begrensd. Populair en sportief kunnen samen gaan, maar seuten waren zelden blowers …
Ook na het ontgroeien van de speelplaats blijft deze neiging aanwezig. In de “intensieve menshouderij” die onze organisaties zijn, willen we als baas of collega weten welk vlees we in de kuip hebben en hoe we mensen moeten aanpakken. Maar bij “grote mensen” maakt de keiharde pubercategorisatie plaats voor een meer met ratiosaus overgoten variant. “Gebaseerd op Jung” en “door 10.000 organisaties gebruikt” is veelal genoeg om ons te overtuigen dat we mensen kunnen terugbrengen tot vier kleuren of een combinatie van vier letters. Vreemd ook hoe het cijfer vier steeds opdoemt. Alsof goddelijke voorzienigheid dan wel miljoenen jaren van evolutie steevast uitmonden in een handig kwadrantje.
En net als in de middelbare school raak je nu niet zo makkelijk meer uit uit je toebedeelde hokje. Eenmaal je als “groen-met-een-beetje-rood” of “ENFJ” wordt bestempeld, dien je het daarmee te doen. En niet alleen is dat gruwelijk kortzichtig en wild onwetenschappelijk, het leidt ook tot aangeleerde hulpeloosheid. Je zal als kind maar als een “bever”* worden bestempeld, een eeuwige “people pleaser” dus. Voor de rest van je schooltijd zijn je leerkrachten onderhevig aan confirmation bias, krijg je bij dienstbaar gedrag te horen dat dit “typisch” is, en als je je dan toch eens als een eikel gedraagt – wat ieders recht van tijd tot tijd is – is dat “helemaal niets voor jou”. Tot je overtuigd bent dat je typologie een predestinatie inhoudt die ver buiten en boven je macht gaat. “Ik ben nu eenmaal een bever”, zegt zo iemand dan schouderophalend als hij zich nog maar eens in het belang van de lieve vrede liet overhalen. Net hetzelfde gebeurt als je als “blauwe” collega op een onbewaakt moment eens boordevol inspiratie zit, of als je het als “groene” medewerker nodig vindt om even analytisch en berekend uit de hoek te komen.
Uit onderzoek (Kitchen & Marcus, 1995) blijkt dat bij zijdeaapjes de grootte van de kooi impact heeft op gedrag. Hoe kleiner de kooi, hoe meer kans op stereotiep gedrag: het op automatische piloot uitoefenen van handelingen zonder schijnbaar doel. Misschien geldt hetzelfde wel voor medewerkers: hoe beperkter het hokje, hoe voorspelbaarder, ondoordachter en hardnekkig het handelen …
Eerlijkheid (en enige angst voor de uitgebreide lobby van methodiekdealers die dit wellicht schuimbekkend lezen) gebiedt echter wel te zeggen dat hoewel dergelijke hokjes niet kloppen, ze soms wel de neiging hebben te werken. Ze reiken taal aan om het gesprek binnen teams te voeren en kunnen prikkelen tot zelfreflectie. Als uit een Flair-test blijkt dat ik dichtst bij het ‘Friends’-personage Ross aansluit, en mijn collega dan weer een typische Rachel is, hebben we iets om even bij stil te staan. Maar zelfs dan blijft de harde waarheid dat noch Ross, noch Rachel in de realiteit écht bestaan …
Hokjesdenken biedt, als deze hokjes als waarheid op zich worden gezien, geen handleidingen maar kooien. Bestempeld en behandeld worden als groen, ESFJ, een bever of Ross creëert een fuik waar je steeds vaster in dreigt te komen zitten, vooral als het je verdunt tot je “groenheid” in plaats van je uit te nodigen bij je groenheid stil te staan. In tegenstelling tot aapjes hebben mensen immers wel het vermogen stil te staan bij hun specifieke aap-zijn. Laten we dat niet opofferen op het altaar van de makkelijke kwadrantjes.
Maar dat zal wel de Chandler in mij zijn die spreekt …
* Uit de axenroos van Cuvelier.